104 zoekresultaten met het trefwoord "sterk werkwoord"
Wanneer wordt een werkwoord een zwak werkwoord genoemd en wanneer een sterk werkwoord. Daar bestaan heldere regels voor.
Sterke werkwoorden in het Duits: moeilijker of makkelijker te vervoegen dan de zwakke werkwoorden? En wat betekenen de klinkerwisselingen bij bepaalde vormen?
Sterke werkwoorden in het Duits: moeilijker of makkelijker te vervoegen dan de zwakke werkwoorden? En wat betekenen de klinkerwisselingen bij bepaalde vormen?
Sterke werkwoorden in de voltooide tijd zijn belangrijk om te kennen. Zo kun je zeggen dat je een boek hebt gelezen of boodschappen hebt gedaan. Maar hoe doe je dit precies?
Moeilijk in een andere taal: die onregelmatige werkwoorden! In het Nederlands vind je ze wat makkelijker. Gewoon een kwestie van weten waar je op moet letten!
Is het gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk? Begin met het zoeken van het belangrijkste werkwoord in de zin. Als je dat kunt, ben je een heel eind!
Scheidbare werkwoorden vallen uit elkaar als je ze vervoegt: uitleggen> ik leg iets uit. Dit heeft gevolgen voor het correct noteren van het gezegde!
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Hoe vind je die werkwoorden. En welke werkwoorden zijn dan de hulpwerkwoorden?
Hoe gaat dat als een werkwoord omgevormd wordt tot bijvoeglijk naamwoord? Enkele –d. misschien dubbele –d, misschien –en op het eind? De regels zijn helder.
In het Duits heb je ook zwakke werkwoorden. Hoe vervoeg je bijvoorbeeld het werkwoord als de stam eindigt op een s-klank?
Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden in de verleden tijd? En welke afwijkende vormen zijn er precies?
De werkwoorden van modaliteit komen veel voor in het Duits. Wat is het verschil tussen ‘müssen’ en ‘sollen’: werkwoorden die allebei ‘moeten’ betekenen?
De modaliteitswerkwoorden komen in het Duits veel voor. Hoe zijn de uitgangen van deze werkwoorden in de verleden tijd?
Het voltooid deelwoord van een modaliteitswerkwoord maken klinkt misschien lastig. Gelukkig bestaat hiervoor een simpele formule!
‘Ik zou graag weten, welke dag het is.’ Hoe vertaal je dat naar het Duits? Er zijn specifieke regels voor het gebruik van de conjunctief.
Scheidbare en onscheidbare werkwoorden: hoe zit dat? Hoe kun je bepalen of een werkwoord scheidbaar of onscheidbaar is?
Hoe maak je van een zwak werkwoord een voltooid deelwoord? En hoe maak je met dat voltooid deelwoord een zin?
Veel regelmatige werkwoorden in het Frans eindigen op -er. Hoe vervoeg je ze?
Deze regelmatige werkwoorden worden meestal gevolgd door le, la, les, l', maar nooit door een delend lidwoord.
Het wederkerend werkwoord wordt in de passé composé met être vervoegd. In dit filmpje zie je hoe dat werkt.
Hoe vervoeg je de werkwoorden op -ir in de présent en de passé composé?
Chinese werkwoorden zijn heel apart. Je hoeft ze namelijk niet te vervoegen. Maar hoe weet je dan of er bijvoorbeeld 'gaat, gaan of gingen' staat?
Het werkwoord 'hebben' ontkennen gaat niet zoals gebruikelijk met het karakter 不. Hoe het dan wel moet zie je in deze video.
Er zijn meerder manieren om vraagzinnen in het Chinees te maken. Een van de manieren is door het werkwoord te herhalen. Uitleg en voorbeelden in dit filmpje.
Net als in het Nederlands heb je ook in het Frans wederkerende werkwoorden. Hoe vervoeg je ze?
Avoir, één van de meest voorkomende werkwoorden in het Frans. Wat is de vervoeging in de présent?
Être, één van de belangrijkste werkwoorden in het Frans! Hoe vervoeg je die in de présent?
Vendre en rendre zijn regelmatige werkwoorden op -re. Hoe vervoeg je ze in de présent en in de passé composé?
Het werkwoord 'avoir' is erg onregelmatig. Hoe vervoeg je 'avoir' in de verschillende tijden?
Hoe vervoeg je werkwoorden als 'rendre' en 'vendre' in de imparfait, futur, futur du passé en de gebiedende wijs?
Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde? En hoe kun je het werkwoordelijk gezegde vinden?
Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde? En hoe kun je het werkwoordelijk gezegde vinden?
Het Franse werkwoord être is heel onregelmatig. Hoe vervoeg je dit werkwoord in de verschillende tijden?
Iedereen kent wel zouten, maar hoe zijn deze nu precies opgebouwd? Dit en nog meer over zouten en zoutformules wordt hier behandeld.
Nu wel al wat meer weten over zouten, wordt hier verdergegaan met de zoutformules en wordt er dieper ingegaan op de ionbindingen van zouten.
Waterstofbruggen zorgen ervoor dat moleculen elkaar sterk aantrekken. Waterstofbruggen worden gevormd tussen moleculen waar zich OH-groepen of NH-groepen bevinden.
Alles wat er hiervoor is behandeld over zouten, wordt in deze samenvatting nog eens een keer kort behandeld.
Je weet nu dat een zuur een H+ ion kan afstaan en een base een H+ ion kan opnemen. In deze video wordt duidelijk hoe een zuur en een base met elkaar reageren.
Heb je het filmpje over de zuren al bekeken? Dit filmpje gaat verder met dit onderwerp en gaat dieper in op het onderwerp zure oplossingen.
In de tweede klas heb je vast al eens gehoord van zure oplossingen. Een zuur is een deeltje, een molecuul, met een bepaalde eigenschap. Welke eigenschap heeft een zuur eigenlijk?
In de voorgaande filmpjes is er veel gesproken over redoxreacties, maar hoe stel je nu zelf zo’n redoxreactie op? Dat leer je in deze video.
Als we het functievoorschrift hebben van twee functies, hoe bepalen we dan de som- en verschilgrafieken hiervan?
In dit filmpje wordt er gekeken naar de verschillende bindingen tussen moleculen.
Bij evenwichten zijn de concentraties van stoffen links en rechts van de reactiepijl meestal niet gelijk aan elkaar, de reactie ligt naar rechts of naar links. Meer over evenwichtsligging in het volgende filmpje!
Je weet inmiddels wat een zuur is en wat een zure oplossing is. De tegenhanger van een zuur is een base.
Je hebt geleerd dat de zuren en de basen terug te vinden zijn in binas tabel 49. In deze tabel staan ook de zuur- en baseconstanten. Wat zeggen deze constanten je over een zuur of een base?
In de video’s over zuren en basen heb je geleerd, dat een oplossing van een sterk zuur en een oplossing van een sterke base reageren met elkaar en leiden tot een aflopende reactie. Hoe zit dit met reacties tussen zwakke zuren en zwakke basen?
Bij zuur en base zijn er veel veel verschillen soorten opdrachten. Hier een strategie om deze vraagstukken aan te pakken.
Je lost een bekende hoeveelheid zwak zuur op in water, hoe bepaal je dan de pH?
Hier een voorbeeld van rekenen met bufferoplossingen.
In deze video beginnen we met een inleiding over redoxreacties. Wanneer vindt een redoxreactie eigenlijk plaats?
Je weet wat een elektrochemische cel is. In deze video zie je een aantal praktijkvoorbeelden van een elektrochemische cel.
Heb je de video Elektrolyse 1 al gezien? Deze video is een vervolg en zal dieper in gaan op de werking van elektrolyse.
Metaalionen bevatten metaalbindingen. Hoe ontstaan deze bindingen en hoe kun je metaalionen omzetten naar een metaalelement? Dat wordt je duidelijk in deze video.
Hier een erg moeilijke opgave over rekenen met zuren en basen. Kijk er eens naar en probeer het te begrijpen.
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: ‘Wat wordt door het onderwerp gedaan?’
Het onderwerp van een zin is nauw verbonden met de persoonsvorm: ze zijn allebei enkelvoudig of allebei meervoudig. Het onderwerp vind je door te vragen: ‘Wie doet ‘t?’.
Voordat je de les ‘Het koppelwerkwoord’ volgt, moet je de les ‘Belangrijkste werkwoord in de zin’ goed begrepen hebben. Daarna zul je het koppelwerkwoord óók goed begrijpen.
Het vinden van een naamwoordelijk gezegde is niet het makkelijkste karweitje bij ontleden! Hier helpen we jou op weg.
Weten hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen, is de basis van het verdere ontleden!
Eindigt het voltooid deelwoord op een –d of op een –t? Hoe ging dat ook alweer met ’t kofschip? Wanneer komt er in de verleden tijd een dubbele t of d? Bekijk de regels.
Het laatste zinsdeel dat je moet benoemen bij redekundig ontleden is de bijwoordelijke bepaling. Die kan bestaan uit 1 woord maar ook uit meerdere woorden. Vaak geeft hij een plaats of tijd aan.
Het laatste zinsdeel dat je moet benoemen bij redekundig ontleden is de bijwoordelijke bepaling. Die kan bestaan uit 1 woord maar ook uit meerdere woorden. Vaak geeft hij een plaats of tijd aan.
Vóór een zelfstandig naamwoord kan een lidwoord staan. Ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden. Wist je dat werkwoorden ook zelfstandig naamwoord kunnen zijn?
Omtrent werkwoorden bestaan de termen ‘persoonsvorm’, ‘voltooid deelwoord’, ‘onvoltooid deelwoord’ en ‘infinitief’ in alle talen. Het is van groot belang dat iedereen onder die termen hetzelfde verstaat
De termen ‘samenstelling’ en afleiding’ worden nog al een door elkaar gehaald. Van de twee is de ‘afleiding’ eigenlijk het minst makkelijk te begrijpen. Volg dus beslist deze les.
Een voorzetselvoorwerp is eigenlijk een soort lijdend voorwerp dat begint met een voorzetsel. Sommige werkwoorden kunnen nu eenmaal niet zeggen wat er gebeurt zonder een voorzetsel te gebruiken.
Het werkwoord ‘werden’ heeft twee betekenissen: ‘worden’ en ‘zullen’. Waaraan kun je zien welke betekenis je moet gebruiken? Zijn daar regels voor?
Het werkwoord ‘sein’ is net als ‘zijn’, een veel voorkomend werkwoord. Hoe zit het met de verschillende tijden en bijbehorende uitgangen?
Zelfstandig gebruikte werkwoorden zijn bijzonder. Zijn deze woorden mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? Hoe kun je dit zien?
Onbepaalde voornaamwoorden komen ook in het Duits voor. Deze onbepaalde voornaamwoorden bestaan uit relatief veel woorden, die allemaal in de taal voorkomen. In dit filmpje ligt de focus echter op de meest voorkomende. Welke zijn dit?
Een standaard Duitse zin bevat niet alleen voorzetsels, maar ook werkwoorden. En dan heb je ook nog de zinsdelen die bij een bepaalde naamval horen. Hoe kun je dit makkelijker maken?
Het werkwoord ‘haben’ is belangrijk om te kennen. Wat is de tegenwoordige tijd van de ihr-vorm? Welke uitgangen zijn er in de verleden tijd? En wat is het voltooid deelwoord?
In het Duits heb je de wisselvoorzetsels: voorzetsels die geen vaste naamval hebben, maar steeds twee verschillende naamvallen kunnen krijgen. Welke voorzetsels zijn dit?
Hi I’m Dave! Het eerste wat je wilt leren in het Engels is jezelf voorstellen, toch? In deze video leg ik je uit over de werkwoorden 'to be' en 'have got'.
Hoe drukken we de sterkte van een lens uit en hoe berekenen we die?
Wat heb jij nou? Vertellen over wat je allemaal wel en niet hebt is belangrijk als je over jezelf wilt vertellen. Bekijk deze video om het ook in het Engels te kunnen.
"He is not my brother." Wil je in het Engels leren zeggen dat iets niet zo is? Kijk dan deze video.
What is your name? Vragen stellen met To Be doe je heel veel in het Engels. Maar wat moet je daar eigenlijk voor kunnen?
A blast from the past! Met deze video leer je 'to be' in de verleden tijd te gebruiken.
Uitdrukken dat je niet zeker weet of iets is gebeurd, dat je twijfelt. Hoe doe je dat in het Duits? In dit filmpje vind je de uitleg en vervoegingen van de werkwoorden in de Konjunktiv 1.
Sommige werkwoorden worden in de passé composé met être vervoegd. In dit filmpje zie je welke en wat je er mee doet.
Can en Could. Wanneer gebruik je welke en wat is het verschil. In deze video leg ik het uit.
"Do you want an apple?" Vragen stellen en ze beantwoorden is de basis van elk gesprek. In deze video doen we dat met het werkwoord To Do.
Waar zet je welk woord in een Chinese zin? Dat is soms best lastig. In dit filmpje uitleg en voorbeelden.
Gedraag je! Wat is gedrag eigenlijk?
Je voudrais... Een vorm van de conditionnel. Hoe maak je die en hoe gebruik je de conditionnel?
Hoe spreek je in het Duits een wens uit, of vertel je dat je ergens op hoopt?
Bijvoeglijke naamwoorden zijn in het Chinees net even anders dan in het Nederlands. Meer hier over in deze video.
Om in het Chinees ontkenningen te maken gebruik je meestal het karakter 不. In deze uitlegvideo zie je hoe het werkt.
Als je wilt aangeven dat je ergens mee bezig bent zeg je in het Nederlands 'Ik ben bezig met...' of 'Ik ben aan het …'. In het Chinees geef je dit aan door het karakter 在 aan de zin toe te voegen. Hier meer uitleg.
Je weet al dat Chinese werkwoorden geen vervoegingen of tijden kennen. Maar hoe geef je dan aan dat iets in het verleden is gebeurd? Een van de manieren om dat te doen is met behulp van het karakter 了.
Zoals je weet kennen Chinese werkwoorden geen vervoegingen of tijden. Maar hoe geef je dan aan dat iets in het verleden is gebeurd? Een van de manieren om dat te doen is met behulp van het karakter 过.
In het Chinees zijn er twee verschillende werkwoorden die je kunt vertalen met het Nederlandse werkwoord 'zijn', 是 en 在. Maar in welke situatie gebruik je dan welk woord? Kijk dit filmpje!
认识 en 知道 betekenen beide iets als 'weten' en 'kennen'. Maar toch betekenen ze niet helemaal hetzelfde. Wanneer gebruik je nu welke? Meer in dit filmpje.
你姓什么?en 你叫什么?zou je beide kunnen vertalen met het Nederlandse 'hoe heet je?' Maar toch stel je een heel een andere vraag. Hoe dat zit? Bekijk dit filmpje.
能 en 会 lijken synoniemen. In sommige situaties kun je ze ook beide gebruiken. Maar toch betekenen ze niet helemaal hetzelfde. Meer in deze video...
De werkwoorden 要 en 应该 lijken in de eerste instantie misschien op elkaar, maar schijn bedriegt. Je gebruikt ze namelijk in heel andere situaties. Meer hierover in dit filmpje.
De bijwoorden 很 en 真 komt je erg vaak tegen. De één betekent 'heel' en de ander 'echt'. Over het gebruik van deze twee woorden gaat deze video.
Stop! De gebiedende wijs heb je nodig. Keep calm and watch this video.
De Present Continuous ken je al. Nu met vragen en ontkenningen.
Will you be at mum's for lunch tomorrow? 'Will' is een manier om aan te geven dat je het hebt over de toekomst. Hoe gaat dit in zijn werk?
"I'm going to be a rock star when I grow up." Wil je over de toekomst praten, dan heb "to be going to" nodig.
Wat is een persoonsvorm en hoe kun je die vinden in de zin?