In het Duits heb je vier naamvallen waarbij bij elke naamval vaste voorzetsels en/of werkwoorden horen. Je hebt echter ook voorzetsels die geen vaste naamval hebben, maar twee verschillende naamvallen kunnen krijgen. In dit filmpje zie je welke voorzetsels dit zijn en welke regels er zijn om te bepalen welke naamval bij het voorzetsel hoort. Het is belangrijk dat je de standaardlidwoorden uit de Nominativ, en de lidwoorden van de Dativ en Akkusativ al kent voordat je dit filmpje gaat bekijken.
Niveau
- havo
- 3 4
- vwo
- 3 4