Als een zin een hulpwerkwoord bevat dat stamt van 'hebben' of 'zijn', staat de zin in de voltooide tijd. Anders in de onvoltooide. Over een zin kun je ook nog vertellen of hij in de tegenwoordige of verleden tijd staat. Of zelfs in de toekomende tijd. Kijk hoe je achter al die gegevens kunt komen.
Niveau
- havo
- 1 2 3
- vwo
- 1 2 3