Uit eerdere video's weten we dat producenten in staat zijn om hun eigen voedsel te maken met behulp van zonlicht. Consumenten kunnen dit niet; zij moeten de voedingsstoffen binnenkrijgen via hun voedsel. Dit doen ze door planten of andere dieren op te eten. De voedingsstoffen waaruit een organisme bestaat kunnen niet allemaal gebruikt worden door een consument. Sommige stoffen verlaten het lichaam weer via de ontlasting. Van het gedeelte dat overblijft wordt een deel gebruikt als brandstof en een ander deel als bouwstof. De bouwstoffen kunnen worden doorgegeven in de voedselketen. Voor elk organisme moet genoeg voedsel aanwezig zijn in de schakel daaronder om te kunnen overleven. Anders gezegd, elke schakel in de voedselketen moet meer biomassa bevatten dan de schakel daarboven. De biomassa van een voedselketen heeft hierdoor een piramidevorm; de onderste schakel bevat de meeste biomassa, de bovenste schakel de minste. Voor de aantallen in elke schakel geldt dit niet per se; dit heeft te maken met de hoeveelheid biomassa die elk individu bevat. Dit is gemakkelijk voor te stellen als je een boom en een grassprietje voor je ziet; zowel een boom als een grasje zijn allebei producenten en tellen allebei als één individu. Toch heeft de boom een veel grotere biomassa dan het grassprietje. Er kunnen dus ook veel meer planteneters leven van een boom dan van een grasspriet.
- havo
- 2 3
- vwo
- 2 3