De meeste voorzetsel zijn de kleine woordjes die je vóór ‘de tafel’ kunt zetten> bij de tafel, op de tafel, in de tafel, onder de tafel enzovoorts. Een voorzetsel staat in hetzelfde zinsdeel (en vóór) het woord of de woordgroep waar het bij hoort. Identieke woordjes staan ook wel eens los in de zin. Dan worden ze niet benoemd als voorzetsel maar als bijwoord. Daarom is het belangrijk dat je de zin in zinsdelen kunt verdelen.
Niveau
- havo
- 1 2 3
- vwo
- 1 2 3