Wanneer je de sterke zuren en de sterke basen oplost in water splitsten deze volledig in ionen, terwijl er bij zwakke zuren en zwakke basen een evenwicht zal ontstaan. Voor het laatste geval doen je een zogenoemde 'evenwichtsvoorwaarde' op te stellen. Het is belangrijk om te weten dat er bij zwakke zuren/basen erg weinig H+ of H3O+ worden gevormd: het evenwicht ligt sterk naar links. De Kz is de zuurconstante, Kb de baseconstante. Hoe groter de Kz, des te zuurder een oplossing. Hoe groter de Kb, des te basischer een oplossing. In tabel 49 zijn de Kz en de Kb weergegeven.
Niveau
- vwo
- 3